door PIT Onderzoek - Jos van Luyck & Winfried Kleinegris
Eerder publiceerde PIT Onderzoek onder bovenstaande titel al twee keer over de bestuursrechtelijke procedures over de Omgevingswet, waarbij de gemeente Oisterwijk was betrokken. Eerst over het eerste halfjaar van 2023 (klik hier voor het artikel) en daarna over het tweede halfjaar 2023 + eerste halfjaar 2024 (klik hier voor het artikel). Inmiddels is het tweede halfjaar 2024 en het eerste halfjaar 2025 voorbij. Tijd voor PIT Onderzoek om - zoals toegezegd - na te gaan hoe het in die twaalf maanden met de gemeente Oisterwijk is verlopen bij de bestuursrechter. Spoiler: het ging best goed, maar, zoals een bekend spreekwoord zegt: één zwaluw maak nog geen zomer, zo bleek ook hier eind juli van dit jaar.
De vorige twee keren was de conclusie dat Oisterwijk, in vergelijking met de gemeenten Goirle, Alphen-Chaam en Hilvarenbeek, relatief vaak betrokken was bij bestuursrechtelijke procedures die gingen over de toepassing van de Omgevingsrecht. In deze wet zijn zaken geregeld als: bestemmingsplannen, omgevingsvergunningen (vroeger: bouwvergunningen), etc.. Verder werd vastgesteld dat in het merendeel van deze procedures de gemeente Oisterwijk aan het kortste eind trok, meestal omdat de gemeente onzorgvuldig had gehandeld.
Nu is dus de vraag: hoe verging het de gemeente Oisterwijk in het tweede halfjaar van 2024 en het eerste halfjaar van 2025 en hoe verging het de genoemde buurgemeenten?
Het antwoord luidt: eigenlijk best goed!
De cijfers.
Moest Oisterwijk zich eerder in een periode van 6 maanden respectievelijk 12 keer (eerste halfjaar 2023-I), 8 keer (tweede halfjaar 2023-II), en 16 keer (eerste halfjaar 2024-I) verantwoorden bij de bestuursrechter, in het tweede halfjaar van 2024 was dat 8 keer en in het eerste halfjaar van 2025 was dit slechts 5 keer. Duidelijk een verbetering dus.
En hoe verliepen deze procedures dan voor de gemeente Oisterwijk?
In het eerste halfjaar van 2023 verloor de gemeente 10 van de 12 procedures (83%). In het tweede halfjaar van 2023 waren dat 4 van de 8 procedures (50%); in het eerste halfjaar van 2024 12 van de 16 procedures (75%). In het tweede halfjaar van 2024 verloor de gemeente 3 van de 8 procedures (37,5%), terwijl in het eerste halfjaar van 2025 de gemeente slechts 2 van de 5 procedures (40%) verloor.
Conclusie: Een hele verbetering in de laatste twaalf maanden ten opzichte van voorafgaande periodes van zes maanden.
Op welke de gronden werden de gemeentelijke beslissingen vernietigd?
In het eerste halfjaar van 2023 oordeelde de bestuursrechter in 67% van de gevallen dat de gemeente onzorgvuldig had gehandeld. In het tweede halfjaar van 2023 halveerde dat percentage bijna en was dat nog maar 37,5%. In het eerste halfjaar van 2024 werd dat percentage echter weer verdubbeld: 75%. In het tweede halfjaar van 2024 ging het om 100%. In alle drie de ‘verloren’ procedures ging het over het niet tijdig beslissen door de gemeente op een ingediend bezwaarschrift. Dat is ook ‘onzorgvuldig handelen'. In het eerste halfjaar van 2025 tenslotte oordeelde de Raad van State in één zaak dat de gemeente haar huiswerk binnen 16 weken over moest doen (zie hierna). Ook dat is een gevolg van ‘onzorgvuldig handelen’. In een tweede zaak in de periode corrigeerde de Raad van State de rechtbank waarmee zij aangaf het niet eens te zijn met het standpunt van de gemeente.
Een en ander ziet er dan als volgt uit:

Andere gemeenten.
Ook nu hebben we de cijfers van de gemeente Oisterwijk weer vergeleken met die van andere gemeenten in de regio, namelijk Goirle, Alphen-Chaam en Hilvarenbeek.
Was in de jaren 2023 en 2024 de gemeente Oisterwijk nog koploper wat betreft het aantal bestuursrechtelijke procedures per 10.000 inwoners, in het eerste halfjaar van 2025 nam Alphen-Chaam deze koppositie over en daalde dat gemiddelde voor de gemeente Oisterwijk substantieel: van 6,1 procedures per 10.000 inwoners in 2023 en 4,9 in 2024 tot slechts 1,5 per 10.000 inwoners in het eerste halfjaar van 2025.
Zie voor de verdere onderverdeling bovenstaande tabel.
De gemeente Oisterwijk is op de goede weg: minder bestuursrechtelijke procedures en in de zaken die toch bij de bestuursrechter kwamen nam in de laatste twaalf maanden het percentage zaken, waarin de beroepen ongegrond werden verklaard (en dus de gemeente feitelijk gelijk kreeg van de bestuursrechter) substantieel toe.
Mogelijk komt deze positieve ontwikkeling door een gewijzigde aanpak door de gemeente van haar communicatie met inwoners. De gemeentelijke Rekenkamercommissie rapporteerde daarover in januari 2024 als volgt:
“De kwaliteit van communicatie rondom (….) klachten en bezwaren is goed. In het geval de kwaliteit onvoldoende is wordt dit gecorrigeerd door persoonlijk contact op te nemen met betrokkenen (pag. 12)”
en:
“De algemene bevinding (…..) is dat de reactieve communicatie van de gemeente als goed wordt beoordeeld. Ook situaties die qua communicatie in beginsel niet juist zijn aangepakt door de gemeente, zijn omgebogen naar een uiteindelijk positieve ervaring voor de inwoner. In deze situaties pakt een ambtenaar de telefoon en worden er door persoonlijk contact veel duidelijk gemaakt en worden eventuele fouten in de communicatie door de gemeente rechtgezet. (Pag. 14)”
Een communicatieve aanpak van geschillen levert doorgaans meer resultaten dan het (door)procederen bij de bestuursrechter. Daarmee is alleen maar veel tijd, geld en emotie gemoeid, zowel aan de kant van de gemeente als aan de kant van de belanghebbende.
Zorgelijk is wel dat in het tweede halfjaar van 2024 alle drie de bestuursrechtelijke zaken, waarin de gemeente aan het kortste eind trok, gingen over het niet tijdig beslissen door de gemeente op een ingediend bezwaarschrift (waarvoor wettelijke termijnen gelden). In één van die drie zakken reageerde de gemeente zelfs niet op een verzoek van de rechtbank. Hoewel deze tekortkoming in het eerste halfjaar van 2025 niet meer werd waargenomen ging het kort na de start van het tweede halfjaar 2025 op dit punt toch weer mis. Op 12 maart 2025 had de Raad van State de gemeente(raad) 16 weken de tijd gegeven om twee tekortkomingen in een door de raad vastgesteld bestemmingsplan te herstellen. De gemeente reageerde echter niet binnen die 16 weken (herstelde de gebreken niet) en vroeg ook niet om een nader uitstel bij de Raad van State. Gevolg: het hele bestemmingsplan werd door de Raad van State vernietigd. Een bestemmingsplan overigens dat nog was vastgesteld onder de (oude) Wet op de Ruimtelijke Ordening. Door die vernietiging moet de gemeenteraad nu opnieuw de hele bestemmingsplanprocedure gaan doorlopen, maar nu met toepassing van de - strengere - regels uit de Omgevingswet.
Ook op 22 augustus van dit jaar ging het weer mis: de gemeente verloor een procedure bij de rechtbank in Breda omdat ze had verzuimd stukken in te dienen én niet was verschenen op de zitting.
Dat (niet c.q. niet tijdig) handelen door de gemeente staat haaks op hetgeen de gemeente zelf als haar taak heeft beschreven in de nota “Dienstverlening doen we samen” uit oktober 2021, waarin op pagina 5 staat: “Onze dienstverlening is betrouwbaar: als de gemeente de afspraken of processtappen niet kan nakomen, dan hoort u dat op tijd.” Weliswaar is dat een afspraak die de communicatie van de gemeente met haar inwoners betreft, maar als inwoner mag je er toch ook van uitgaan dat ditzelfde geldt richting rechterlijke instanties. Immers, als onderdeel van de rechtsstaat moet een gemeente - als wetgevende en uitvoerende macht - toch zeker opdrachten van de rechterlijke macht opvolgen, anders wordt de - op dit moment toch al broze - rechtsstaat van binnenuit nog verder aangetast.
Gemeentelijke reactie.
De vraag die dan opkomt is: waar ligt de oorzaak van dit gemeentelijk falen? Is dat een gebrekkig agenda-volgsysteem? Is dat een gebrek aan deskundig personeel? Is dat een combinatie van die twee? Of zijn er andere oorzaken? PIT Onderzoek legde eind augustus hierover een aantal vragen voor aan de gemeente en vroeg tevens om een reactie op het bovenstaande (Zie de vragenlijst in de box op deze pagina). De gemeente reageerde op 17 september, maar ging in haar reactie niet in op onze concrete vragen. Wel merkte ze op dat het bij onze resultaten om een ‘kwantitatieve vergelijking’ gaat en dat ‘dergelijke cijfers op zichzelf geen volledig beeld geven van de kwaliteit van besluitvorming, de juridische complexiteit van individuele zaken of de professionaliteit van betrokken medewerkers’. Volgens de gemeente is ‘er sprake [..] van wisselende aantallen procedures en uitkomsten. Dat past bij de aard van de materie’. De gemeente verbindt hieraan vervolgens de conclusies ‘dat sprake is van actief burgerschap en men de proceduremogelijkheden weet te vinden als dit nodig is’, en uit ‘kwantitatieve gegevens alleen kunnen geen directe conclusies worden getrokken over de kwaliteit’.
Conclusie.
Het leek goed te gaan de afgelopen twaalf maanden. Na winterse kou op bestuursrechtelijk gebied leek de zomer - en toch zeker de lente - te zijn aangebroken. Maar ook hier geldt het spreekwoord: “Een zwaluw maakt nog geen zomer”. De gemeente ging niet in op onze vragen en gaf evenmin aan of er concrete stappen gezet gaan worden om te voorkomen dat de gemeente procedures verliest door vermijdbare missers, zoals het te laat beantwoorden van vragen van de Rechtbank of de Raad van State, of door simpelweg niet te verschijnen op zittingen van deze instanties. Iedere vermijdbare misser is er één te veel en leidt er uiteindelijk toe dat het vertrouwen in de kwaliteit en betrouwbaarheid van het lokale bestuur wordt aangetast, nog afgezien van de extra kosten die hiervan het gevolg zijn voor de gemeente, en dus de belastingbetaler.
PIT Onderzoek zal ook het komend jaar dit onderwerp kritisch blijven volgen en daarbij ook gaan kijken naar de kwaliteit van de uitvoering en handhaving van de omgevingswet in Oisterwijk omdat tekortkomingen op dit gebied niet alleen tot beroepsprocedures leiden, maar extra kosten voor de gemeente veroorzaken en steeds meer vertragingen opleveren voor bouwprojecten in de gemeente.
Andere artikelen van PIT Onderzoek vindt u op www.pitonderzoek.nl
Reactie plaatsen
Reacties