27-10-2023 - Oisterwijk, Parel in het Groen?
deel II: Hoe kan de achteruitgang van de natuur worden gestopt?

door PIT Onderzoek (Anno de Vreeze en Wouter Verschuur)

 

Wij lezen al jaren dat de natuur in Nederland “onder druk staat”. Dat is een vage formulering.
In deel I lieten wij zien wat er werkelijk aan de hand is in ons Natura 2000 gebied Kampina en Oisterwijkse Vennen. De natuurwaarden en de biodiversiteit verslechteren er nog steeds. Van de oorspronkelijke natuur op de Kampina is weinig meer over. Herstel van de verstoorde bodemchemie is een proces van zeer lange adem.
Anderzijds: Vele projecten hebben aangetoond dat natuur zich, onder gunstige voorwaarden, kan herstellen. Er is dan ook alle reden om in actie te komen. In deel I gaven wij aan om welke problemen het gaat: Verzuring, verdroging, versnippering van natuurgebieden en daardoor achteruitgang van de biodiversiteit. Welke maatregelen zijn noodzakelijk?

 

Dode eiken langs het Kerkpad op de Kampina

 

Verzuring
Tenminste 75% van de verzuring van de natuurgebieden in en rond Oisterwijk wordt veroorzaakt door de neerslag van stikstofverbindingen. Daarvan is ammoniak, uitgestoten door de (intensieve) veeteelt, de grootste boosdoener. De belangrijkste maatregel tegen verzuring is dan ook het beëindigen van de activiteiten van veeteeltbedrijven in de buurt van natuurgebieden.

Op dit moment is het Landbouw Transitieteam van de provincie in gesprek met agrarische ondernemers die bedrijfsbeëindiging overwegen. In die gesprekken komt ook de bestemming van de gronden na uitkoop aan de orde. De uitkoopregelingen van de Rijksoverheid hebben alleen betrekking op de veestapel en de voor de veehouderij benodigde stallen en hulpmiddelen. Om een besluit te kunnen nemen is het voor de agrariër dan ook belangrijk te weten wat hij, na de bedrijfsbeëindiging, met zijn grond mag doen. De gemeente kan in dat besluitvormingsproces een belangrijke ondersteunende rol spelen door snel te reageren op vragen over mogelijke bestemmingen van vrijkomende gronden. Er zijn royale subsidiemogelijkheden beschikbaar om voormalige agrarische grond in te zetten voor natuur- en landschapsontwikkeling en duurzame landbouw.

Met name in de eerste schil rond natuurgebieden, tot een afstand van tenminste 1 kilometer (Natuurmonumenten houdt liever 3 kilometer aan) moet alleen nog extensieve landbouw (dus zonder gebruik van kunstmest en bestrijdingsmiddelen) worden toegestaan. In verschillende (concept-) beleidsplannen is deze norm opgenomen. In hoeverre er op dit gebied al concrete uitvoeringsplannen bestaan, is niet duidelijk. Over de meeste plannen, waarbij soms veel partijen met deels tegenstrijdige belangen betrokken zijn, is het gesprek nog gaande.

Verdroging
Er zijn twee mogelijkheden om verdroging van de bodem tegen te gaan: Minder grondwater oppompen, meer hemelwater laten infiltreren.

De vergunningen voor het gebruik van diep grondwater (door industrie en drinkwaterbedrijven) en ondiep grondwater (hoofzakelijk door de landbouw) worden verleend door de provincie en de waterschappen. De gemeente heeft op die vergunningverlening geen directe invloed, maar kan het gebruik van drink- en grondwater wel beïnvloeden. We denken hierbij in de eerste plaats aan het besproeien van sportvelden. De hoogte van de rioolheffing, opgelegd door de gemeente, is afhankelijk van het drinkwatergebruik. De gemeente kan een overmatig gebruik van drinkwater dus een prijs geven. Verder kan de gemeente in het bouwbesluit een verplichting opnemen voor het aanleggen van grijs watersystemen. Met zo’n systeem wordt huishoudelijk spoel- en afvalwater (douche, bad, gootsteen) opgevangen en gebruikt voor het doorspoelen van het toilet.
In landen met openlijk zichtbare waterschaarste is het ondenkbaar het toilet door te spoelen met drinkwater! In Oisterwijk hebben wij ook te maken met waterschaarste, maar wij zien het niet.

Op het gebied van infiltratie van hemelwater kan in Oisterwijk veel meer gebeuren. In bouwvergun­ningen wordt op dit moment de verplichting opgenomen om regenwater op het eigen terrein te verwerken. Aan bestaande bebouwing worden geen eisen gesteld. Van controle en toezicht is weinig te merken.

De belangrijkste lokale invloed op het infiltreren van hemelwater loopt via de bestemmingsplannen (vanaf 1 januari 2024: omgevingsplannen). Het gaat dan om het aanwijzen van infiltratiegebieden, aanleggen van spaarbekkens, de inrichting van gemeentelijke gronden en ruimte om beken (weer) te laten meanderen en overstromen (de Beerze is hiervan een goed voorbeeld). Nog belangrijker is, de omgevingsplannen zo in te richten dat het grondwatersysteem niet wordt verstoord. Sinds vorig jaar is dat algemeen overheidsbeleid. De gemeente kan er voor zorgen dat dit beleid strikt wordt uitgevoerd.

Wij kampen - zeker in Noord-Brabant - met een niet direct zichtbare watercrisis. De gemeente zou veel meer kunnen doen om dat aan zijn inwoners duidelijk te maken. Daarvoor moet actief worden gecommuniceerd, in samenwerking met het waterschap, om draagvlak te creëren voor - misschien pijnlijke - toekomstige maatregelen.

Versnippering van natuurgebieden
Hoe groter een natuurgebied, des te meer kansen er ontstaan voor de ontwikkeling van een rijkere en robuustere natuur. Daarom is het verbinden van natuurgebieden, ofwel het aanleggen van ecologische verbindingszones (tegenwoordig “natuurnetwerk” genoemd), zo belangrijk.

Op dit moment komt de lang gewenste brede verbinding tussen de Kampina en de Oisterwijkse bossen en vennen in zicht door de verplaatsing van de voormalige camping de Reebok, na 10 jaar vertraging. Natuurmonumenten hoopt daarmee in 2024 een begin te kunnen maken.

Ook voor het gebied rond de Kievitsblekweg en het AZC is een verbinding met de Kampina en de Oisterwijkse bossen en vennen mogelijk. De nieuwbouw op het AZC, die daar tenminste 25 jaar zal staan, vereist daarom een zorgvuldige inpassing in natuur en landschap. Brabants Landschap heeft hiervoor inmiddels de eerste contacten gelegd.

Het is voor de natuurbeschermingsorganisaties echter duidelijk dat dit soort verbindingen tussen aanpalende eigen natuurgebieden onvoldoende is. Ook een verbinding met andere natuurgebieden, op grotere afstand, is noodzakelijk. In onze omgeving gaat het om een verbindingszone tussen Kampina en Oisterwijkse Vennen en de Leemkuilen in Udenhout. De belangrijkste mogelijkheid daarvoor bevindt zich tussen de dorpen Oisterwijk en Berkel-Enschot. Voor dit gebied wordt in het Koersdocument Oostflank een visie ontwikkeld voor landschapsontwikkeling en woningbouw. Tussen de woonkernen wordt een zone van tenminste 750 meter vrijgehouden voor o.a. een landschapsecologische zone. Het is op dit moment niet duidelijk of zo’n zone als een volwaardige ecologische verbindingszone kan worden beschouwd. Bij de beheerders van natuurterreinen bestaat scepsis over de effectiviteit ervan.

Toegankelijkheid van natuurgebieden
Natuurmonumenten geeft aan, dat ook de hoge recreatiedruk schade aan de natuur berokkent. Het gaat om de aantallen mensen die de natuurgebieden bezoeken en om hun gedrag (o.a. betreden van kwetsbare gebieden, loslopende honden, zwerfafval). De recreatiedruk moet omlaag. Dit is een lastig dilemma, omdat de beheerders van natuurterreinen ook tot doel hebben, mensen van de natuur te laten genieten.

Biodiversiteit
Herstel van biodiversiteit in het buitengebied en in de grote natuurgebieden zal tot stand moeten komen door aanpak van de hierboven beschreven verzuring, verdroging en versnippering. In het “binnengebied”, de bebouwde kom, kunnen gemeente en inwoners zelf veel doen. Daarbij gaat het in de eerste plaats om de aanleg en het beheer van openbaar groen: parken, plantsoenen en bermen. Hiervoor is de gemeente verantwoordelijk. Ecologische uitgangspunten moeten leidend zijn, dus niet maaien wanneer bloemen en kruiden in bloei staan. Bomen moeten ruimte hebben voor hun wortels en rond hun stammen. Parkeerplaatsen kunnen een halfopen bestrating krijgen. Burgerinitiatieven voor aanleg en onderhoud van groenvoorzieningen in de wijken verdienen steun.

Ook bedrijven en individuele inwoners kunnen een bijdrage leveren: bestrating en tegels verwijderen, bloemen en kruiden inzaaien, geveltuintjes aanleggen, groene daken, zorg op zich nemen voor stukken openbaar groen. Actieve communicatie door de gemeente kan veel op gang brengen.

Tot slot
Onze rondgang langs diverse partijen en deskundigen maakt duidelijk - voor zover het al niet bekend was - dat er geen gemakkelijke oplossingen bestaan om de schade aan de natuur te herstellen en de biodiversiteit in onze omgeving te verbeteren. Op beleidsmatig niveau krijgt de zorg voor de natuur inmiddels aandacht, maar volgens onze gesprekspartners liggen er nog weinig concrete uitvoerings­plannen. De mogelijke gevolgen voor natuur en biodiversiteit van overheidsmaatregelen zouden bij onze lokale bestuurders en volksvertegenwoordigers permanent “op de radar” moeten staan.